De ruim bemeten gangen rond de Rode en Blauwe zaal van deSingel waren in de jaren tachtig niet alleen de plek waar bezoekers tijdens pauzes een drankje namen, maar ook onze eerste exporuimte. De functionele kubieke meters met zicht op de Antwerpse Ring doen vandaag nog geregeld dienst voor architectuurtentoonstellingen. Dat is ooit anders geweest. Toen in 1980 de zalen van deSingel werden geopend, kon de bezoeker er zich destijds vergapen aan beeldende kunst. Hoewel geliefd bij het publiek, vonden we dit slechts enkele jaren opportuun. Antwerpen had al veel te bieden op dat vlak. De felle lentezon beschadigde bovendien een aantal fragiele kunstwerken, die na twee maanden plots lichter oogden van kleur. Monumentaler – en minder lichtgevoelig – werk dan maar! Tot een scherpe sculptuur een bezoeker tot bloedens toe had gekwetst. De volgende dag stond er in de Gazet van Antwerpen: “Gevaarlijke kunst in deSingel. Bezoeker gewond afgevoerd.” Zelf hebben we dat ‘gevaarlijk’ werk ook maar naar de kelder verwezen. Zo kwamen we uiteindelijk uit bij architectuur. Want architectuur tentoonstellen: dat deed haast niemand toen. En architecten zouden wel geïnteresseerd zijn in een expositie als visitekaartje en in een publicatie bij een internationaal kunstcentrum dat in volle expansie was. We namen contact met Rem Koolhaas. Anno 1985 genoot Koolhaas reeds internationale bekendheid, maar een tentoonstelling stond nog niet op zijn naam. Met zijn controversieel maar invloedrijk werk was hij de geknipte figuur. Charles Vandenhove en Aldo Rossi zouden datzelfde seizoen nog volgen.
En zo was de toon gezet. Grote namen, interessante Belgen – we hadden het toen nog niet zozeer over Vlamingen – maar vooral kenschetsende binnen- en buitenlandse architectuurpersoonlijkheden kwamen aan bod. Meestal in monografische tentoonstellingen. Mag het verbazen dat in 1986 ook Dom Hans van der Laan al werd geprogrammeerd? Dit najaar wijdt het VAi opnieuw een tentoonstelling in deSingel aan deze monnik-architect. Samen met internationaal theater, hedendaagse dans en klassieke muziek kreeg architectuur haar vaste plaats binnen de artistieke identiteit van deSingel. Niet alleen met tentoonstellingen, waarvan de vernissages al snel de vaste ontmoetingsplek werden voor professionals, studenten en liefhebbers, maar ook met publicaties, lezingen, debatten, lokale en internationale colloquia. Het succesverhaal liet ons toe om zowel te focussen op jonge architecten uit eigen land als op de grootste buitenlandse coryfeeën. Soms kregen we architecten over de vloer met ware vedettenstatus. Sir Norman Foster bijvoorbeeld arriveerde met zijn privéjet op de luchthaven van Deurne, waar ik hem met mijn auto tot op de tarmac mocht oppikken. Bij de vernissage van zijn tentoonstelling barstte het gebouw letterlijk uit zijn voegen: duizend mensen in de zaal en nog eens tweeduizend die in de gangen zijn lezing op beeldschermen volgden. Desondanks zouden we ook toen de woorden van Geert Bekaert niet vergeten. Bij de opening van de Charles Vandenhove tentoonstelling in 1986 zei hij namelijk: “Architectuur tentoonstellen is iets wat niet kan. Tekeningen, maquettes, foto’s, fragmenten eventueel, kunnen bij elkaar worden gebracht. Op één of andere wijze horen ze bij architectuur, ze verwijzen ernaar. Maar architectuur zijn ze niet […] Architectuur is geen afbeelding, geen abstract concept, maar een zintuiglijk lichaam dat zich ergens in tijd en ruimte vast zuigt, en dat ter plaatse bekeken en ervaren, betast en beroken moet worden. Architectuur is een landschap. Men kan er in wonen, leven. Men kan het niet tentoonstellen”. Niettemin hebben we koppig doorgezet, samen met intelligente bouwheren, goede architectuuropleidingen, interessante kritieken. Om zo kansen te creëren voor een andere zichtbaarheid en aandacht voor deze discipline.
Binnen een kunstprogramma architectuurbewustzijn en -interesse ontwikkelen: dat was én is onze strategie. Daarbij was het ons, net als in de rest van ons kunstprogramma, niet te doen om een consensus over het begrip ‘goede architectuur’. Als curatoren willen we vooral blijven nadenken en spreken over architectuur. En een publiek debat aanwakkeren.
Wanneer bij valavond de neonlichten achter die grote letters oplichten, lees ik deze zin nog steeds als een artistiek credo: het ik, dat in permanente dialoog staat met de wereld.
De poëtische zin ‘MAAR IK, DE WERELD? IK ZIE JOU’ van de Zwitserse kunstenaar Remy Zaug staat in grote letters tegen een binnenmuur van deSingel. Wanneer bij valavond de neonlichten achter die grote letters oplichten, lees ik deze zin nog steeds als een artistiek credo: het ik, dat in permanente dialoog staat met de wereld. Niet het zelfgenoegzame eigen ik spreekt mij hierin aan, maar wel de permanente focus op de wereld. Met hedendaagse kunst die in de wereld staat en ons daarover rapporteert. Kunst én architectuur halen ons uit onze eigen, alledaagse wereld. Ze geven er transparantie aan of bevestigen de complexiteit ervan. In deSingel willen we er voor blijven gaan om kunst en architectuur in een breed en grensoverschrijdend perspectief te plaatsen – zeker in een tijd waarin de druk verhoogt om cultuur te beperken tot die van de consensus. Als internationale kunstcampus voelen we ons meer dan ooit geroepen om kunst in zijn meest kritische en emancipatorische facetten zichtbaar te maken. Binnen deze ambitie herkennen we in het Vlaams Architectuurinstituut een gelijkgestemde partner. Als uitvoerend producent en programmator van wat in deSingel aan architectuur te beleven valt, heeft het VAi sinds enkele jaren deze fakkel overgenomen. Ik ben dan ook bijzonder verheugd met deze eerste editie van een Festival van de architectuur. Want een festival springt in het oog, trekt aan, brengt samen. Geconcentreerd, heftig, plezierig en uitbundig. Een festival is een feest. Ik ben ook blij dat er op dit festival plaats is voor andere kunstvormen: theater zoals dat van Lucinda Ra, of ruimtelijke concerten zoals dat van Rosa Ensemble of van Liesa Van der Aa & One Trick Pony. Die laatsten geven speciaal voor het festival een concert op het dak van deSingel. Liesa Van der Aa haalde voor deze ‘Autobahn Utopia’ inspiratie uit de klanken van de ring rond de stad. Ik nodig jullie dan ook graag uit op het festival waar architectuur ook muziek en theater wordt!