Van een stad een thuis maken

Gesprek

“Wij willen plekken creëren waar je elkaar kan ontmoeten”

Hoe kunnen we architectuur inzetten om mensen op de vlucht te verwelkomen? Dat is de vraag die architectencollectief Ruimteveldwerk probeert te beantwoorden. Een gesprek met de broers Sander en Brecht Van Duppen van Ruimteveldwerk, en met Dominique Lubaki, die dertig jaar geleden van Congo in Oostende belandde. 

Dominique: “In 1991 ben ik gevlucht uit Congo. Ik zat in de oppositie tegen het Mobutu-regime en het was er voor mij te gevaarlijk geworden. Via Moskou ben ik naar Brussel gereisd, en daar heb ik asiel aangevraagd.”

“Op de vlucht zijn verandert je leven volkomen. In Congo had ik een gerespecteerde job: wiskundeleraar. Maar in Brussel ging alles anders dan wat ik kende. De maatschappelijk werker in het Klein Kasteeltje zei me op een dag: ‘Je hebt morgen medisch onderzoek. Om acht over negen moet je de bus nemen.’ Ik was in shock. Hoe kon die nu weten dat de bus daar om acht minuten over negen zou zijn?! Dat was bovenmenselijk! In Congo heb je geen vaste rijtijden. Je wacht aan de halte, en als de bus arriveert, stap je op. Dat lijkt misschien iets kleins, maar als alle kleine dingen anders zijn, raak je je houvast kwijt. Je moet zoveel leren.”

“Na een tijdje werd ik van Brussel naar Oostende gestuurd. Ik wist niet eens waar die stad lag! Ik sprak ook geen woord Nederlands, en in Vlaanderen hadden ze net Zwarte Zondag gehad – de verkiezingsdoorbraak van het Vlaams Blok. Als je dan op straat loopt, denk je: oei, willen die mensen mij hier wel?

“Van die eerste periode in Oostende herinner ik me dat ik vooral op zoek was naar rust. Je kent niemand, je kan niet praten met de mensen, alles is nieuw en een tikkeltje verwarrend. Ik maakte ’s avonds lange wandelingen op het strand. Dat was belangrijk voor mij, even op mezelf kunnen zijn.”

(Lees verder onder de foto)

"Toen ik pas in Oostende aankwam, was ik vooral op zoek naar rust"

Dominique Lubaki. Beeld: Eva Donckers

Welkom!

Sander: “Die behoefte aan rust, aan een eigen plek: dat horen we ook vaak van andere mensen op de vlucht.”

“Onze insteek bij Ruimteveldwerk is: hoe kunnen we een publieke ruimte geschikt maken voor kwetsbare groepen. ‘Kwetsbaar’ interpreteren we erg breed: kinderen, bejaarden … Een paar jaar geleden werd de situatie van mensen op de vlucht plots zeer zichtbaar in het Maximiliaanpark in Brussel. Er ontstonden al snel solidariteitsinitiatieven, en dat motiveerde ons om op onze manier te helpen: kijken hoe we via architectuur de collectieve infrastructuur konden verbeteren.”

Brecht: “In 2019 zijn we begonnen met ons onderzoek naar plaatsen van solidariteit voor mensen op de vlucht. De eerste fase: kijken naar plekken waar die mensen al ontvangen worden. Doucheflux in Brussel, bijvoorbeeld, waar je onder andere kan gaan douchen als je geen dak boven je hoofd hebt. Of een betonnen hokje in een wei in Boutersem, waar weleens mensen op de vlucht komen slapen. Buurtbewoners brengen dan een kop koffie, een nieuwe slaapzak … Van goedgeorganiseerde initiatieven tot kleinschalig vrijwilligerswerk, dus.”

(Lees verder onder de foto)

"Mensen op de vlucht willen gewoon hetzelfde als wij"

Brecht en Sander Van Duppen (Ruimteveldwerk). Foto: Eva Donckers

Luifel

Sander: “Vervolgens hebben we al die informatie samengebracht in een diagram: hoe ziet de infrastructuur eruit, welke functies heeft ze, wat werkt en wat niet … En samen met onderzoeksgroep RxD van de KU Leuven hebben we ook uitgebreid interviews afgenomen van mensen op de vlucht, hulpverleners, vrijwilligers en buurtbewoners.”

Brecht: “Uit ons onderzoek is gebleken dat – heel algemeen – mensen die op de vlucht zijn hetzelfde willen als wij. Als architect die ruimte vorm wil geven, ben je op zoek naar raakvlakken. Je kijkt bijvoorbeeld hoe mensen in Afghanistan samenzitten. Vaak is dat gewoon op de grond, maar als we daar dan verder mee wilden gaan, kregen we te horen: ‘Ja, maar als wij naar hier komen willen we gewoon zitten zoals jullie, en ontvangen worden zoals jullie.’ En als we vroegen welke plekken ze in de stad fijn vonden, noemen ze bijvoorbeeld de nieuwe luifel op het Rogierplein in Brussel – je verwacht niet dat iemand in zo’n precaire situatie oog heeft voor dat soort architectuur.”

“Dat was voor ons een inzicht: als wij ons comfortabel voelen, dan zij ook. Als een ruimte netjes en aangekleed en verzorgd is, als je merkt dat mensen daar energie in hebben gestoken, voel je je verwelkomd. Wat je niet wil, is een grote hangar met klapstoeltjes en ander tijdelijk, ongemakkelijk meubilair.”

Sander: “Wat Dominique daarnet zei, kwam ook heel vaak terug: die mensen hebben nood aan een plek waar ze zich even kunnen afzonderen. Hun hele leven ligt bijna letterlijk op straat. Hun sanitair, hun slaapplaats, de plekken waar ze eten, elkaar ontmoeten …: alles is in de publieke ruimte. Wij kunnen ons thuis opladen, zodat we ons van onze beste kant kunnen tonen in de publieke ruimte. Die luxe hebben zij niet.”

“Ze vroegen ook vaak om een plek waar ze zich konden ontspannen en op een spontane manier konden kennismaken met andere mensen. Een spelletje spelen, knutselen, voetballen …”

Dominique: “Voetballen is voor mij heel belangrijk geweest. In Oostende had ik in het begin alleen contact met het personeel van het opvangcentrum en de andere asielzoekers. Maar na een tijdje ben ik beginnen te voetballen in vierde provinciale, bij Oudenburg, en zo heb ik vanzelf mensen leren kennen.”

“Ik heb toen zelf een multiculturele voetbalploeg opgericht met andere asielzoekers. In Oostende hebben we twee keer tegen de politie gespeeld. Twee keer gewonnen! Een poosje later had de politieploeg spelers nodig en kwamen ze bij ons aankloppen. Normaal ontmoeten asielzoekers en agenten elkaar bij identiteitscontroles, maar nu zagen zij dat wij meer zijn dan die ze in de gaten moeten houden, dat we ook gewoon graag sport en plezier maken. En omgekeerd kregen wij de gelegenheid om verder te kijken dan hun uniform.”

Sander: “Precies! Dat is wat wij ook willen met Ruimteveldwerk: publieke ruimtes maken waar mensen elkaar kunnen leren kennen. Dan vallen de vooroordelen en clichés heel snel weg.”

(Lees verder onder de foto)

"Elkaar zien, weten dat anderen bestaan, elkaar leren kennen: zo kan je veel narigheid voorkomen"

Sander Van Duppen en Dominique Lubaki in Oostende. Foto: Eva Donckers

Showroom

Brecht: “De laatste stap voor Ruimteveldwerk is de inzichten uit ons onderzoek vertalen naar de realiteit. Niet eenvoudig, want eigenlijk spreken die elkaar tegen. Je hebt aan de ene kant de nood aan rust, aan afzondering. En aan de andere kant de behoefte om anderen te leren kennen – iets waarvoor je net zichtbaar moet zijn.”

“We hebben nu een project lopen in het dagcentrum van het Rode Kruis in Brussel. Dat is ondergebracht in een voormalige Peugeotgarage in de Kanaalzone. Daklozen en mensen op de vlucht kunnen er terecht voor een douche, een maaltijd, eerstelijnshulp … Wij zijn daar gaan vragen of we de ruimte konden helpen verbeteren op basis van ons onderzoek. Ze hadden een beperkt budget, maar ze stonden open voor het idee. Dus zijn we aan de slag gegaan met workshops.”

“Het gebouw was oorspronkelijk bedoeld als showroom, met grote ramen aan de straatkant. Daar erg kwetsbare mensen ontvangen, zonder enige beschutting, dat klopt eigenlijk niet. Tegelijk is het goed dat buurtbewoners kunnen zien: die mensen komen hier een babbeltje slaan, even uitrusten, hun gsm opladen … Dan zullen ze merken dat het niet bedreigend is. Misschien willen ze zelfs helpen.”

Sander: “We hebben verschillende oplossingen uitgewerkt om die publieke ruimte open en transparant te houden, maar tegelijk ook te zorgen voor beschutting. Zoals verplaatsbare wanden met kartonnen buizen uit tapijtwinkels. Je koppelt die aan mekaar, en als mensen samen willen zitten en babbelen kan je er makkelijk een wat meer geborgen ruimte mee maken.”

“Het is een eenvoudig voorbeeld, maar voor ons is dat een deel van de maatschappelijke rol die een architect kan spelen. We hebben niet de macht om problemen op te lossen, maar wel de expertise om een ruimte te creëren waar mensen elkaar kunnen ontmoeten, zonder dat hun behoeftes met elkaar botsen. Mensen op de vlucht onder elkaar, maar ook buurtbewoners, passanten … Elkaar zien, weten dat anderen bestaan, elkaar leren kennen: zo kan je veel narigheid voorkomen.”

Sander en Brecht Van Duppen en Dominique Lubaki gaan tijdens het Festival van de architectuur (F/a) live in gesprek over het thema ‘Van een stad een thuis maken’. Hun gesprek maakt deel uit van ’t Is e babbellette, een reeks verhalen, gesprekken een performances in KAAP (Oostende) tijdens het F/a. Meer info daarover vind je hier

Het project ‘BWMSTR label 019: Plaatsen van solidariteit in de publieke ruimte’ is een samenwerking met LAVA architecten, Vluchtelingenwerk Vlaanderen & Research[x]Design  (KU Leuven).

Schrijf je in op onze nieuwsbrief