Hoe ontwerp je een aanpasbare architectuur die opeenvolgend door verschillende programma’s kan worden toegeëigend? Die vraag was het afgelopen academiejaar de focus van de masterproefstudio aan de Universiteit Antwerpen onder leiding van Mario Rinke. Dat dit onderwerp zo concreet aansluit bij het thema van het Festival bewijst het toenemend belang van transitie in architectuur. Minder bouwen en het gebouwde beter benutten is in een steeds denser Vlaanderen urgenter dan ooit.
De intelligente ruïne
De focus van de studio ligt volledig in de lijn van bOb Van Reeths filosofie over de intelligente ruïne. Een gebouw overleeft haar programma en daarom moet haar structuur zo ontworpen zijn dat deze nog honderden jaren verschillende andere functies kan huisvesten. Waar Bob van Reeth met zijn intelligente ruïne voornamelijk focust op de structuur en de gevel, keken we in dit masterproefonderzoek ook naar het werk van Bernard Leupen. In zijn boek ‘Frame and Generic Space’ trekt hij het gebouw uit elkaar in 5 componenten: draagstructuur, gevel, circulatie, dienende elementen en decor. Elk van deze elementen kunnen samen of apart het frame van een gebouw vormen.
Een concreet project
Mijn masterproef is een voorbeeld van dit onderzoek rond aanpasbaarheid. In het eerste semester focusten we op literatuurstudie, casestudies van bestaande projecten en een onderzoek naar materialen, verbindingen en gevelsystemen. In het tweede semester volgde dan een synthese waarbij we individueel de opgedane kennis vertaalden in een concreet ontwerp. Als projectgebied voor dit ontwerp koos ik voor een site in Brussel binnen een nieuw ontwikkeld masterplan door Bureau Bas Smets en ORG.
Transitie in Vorst
Het gebouw wil toekomstige transities mogelijk maken, maar maakt tegelijkertijd deel uit van een transitie van het hele projectgebied. Het gebied ligt in Vorst tussen de spoorwegberm aan de ene kant en een dense woonwijk aan de andere kant. Naast het centrum voor hedendaagse kunst Wiels omvat het een aantal beschermde historische panden en een moeras. Enkele andere verouderde panden op de site verdwijnen en maken plaats voor nieuwe ontwikkelingen en meer publieke ruimte.
De masterproef situeert zich centraal op de site, tussen het moeras en aansluitend bij Chassart, een van de beschermde panden. Aan de straatzijde sluit het project aan bij het bestaande maar straalt het tegelijkertijd toch een zekere autonomie uit. Aan de achterzijde van het project, tegen de spoorberm, plooit het gebouw zich open. Zo geeft het ruimte aan de nieuwe fiets- en voetgangersverbinding die hier zal ontwikkeld worden.
Een stedelijke mix
In opzet is het ontworpen volume een stapeling van drie werelden die elkaar zowel aanvullen als op zichzelf kunnen bestaan. De bovenlaag is ontworpen om zowel woon- als werkfuncties te kunnen vervullen. De onderlaag, een dubbelhoge ruimte met secundaire mezzanines, heeft de intentie voornamelijk publieke functies te herbergen. Vandaag kan hier in de aansluiting met Chassart bijvoorbeeld een school worden ondergebracht en is er plek voor productieve ruimtes. Tussen deze twee lagen bevindt zich nu een parking die wanneer ze niet meer nodig is, op korte termijn als publiek plein kan gaan dienstdoen. De autohelling wordt op dat moment een genereuze toegangsweg voor voetgangers en een ondergrondse parkeergarage is zo overbodig.
Toekomstscenario’s
Het frame van het project bestaat uit een eenvoudige draagstructuur van kolommen en balken, een grotendeels externe circulatie en een multifunctionele zone aan weerszijden van het project. Deze zone kan zowel binnen- als buitenruimte zijn en de al dan niet dubbele gevel kan zo dienstdoen als circulatiezone, wintertuin of uitbreiding van het vloeroppervlak. De twee snedes van het project suggereren verschillende toekomstscenario’s. Ze laten zien hoe doorheen de tijd verschillende programma’s hun plaats vinden in het gebouw.
Auteur: Lucas Antonissen